Hallo,
ich schreibe morgen die erste NL-Klausur in der 11., in der höchstwahrscheinlich eine Beschreibung vorkommt. Habe eben mal eine geschrieben mit dem mir bekannten Vokabular. Würde gerne mal wissen ob da noch irgendwelche Fehler drin sind und was man sonst noch so schreiben könnte, was nicht all zu schwer ist.
Ik heet Florian en ben geboren in en dorpje vlakbij Mönchengladbach. Ik ben zestien jaars oud en normal groot.
Ik heb dunkle haars en ogen. Ik ben heel grappig, maar soms ook serieus. Ik kun ook netjes zijn. Ik spel heel gern Tennis en ga vieren met vrienden.
Ik lev samen met mijn moeder en vader. Vlakbij in de buurt leven ook vrienden van onze familie, die wij al heel lang kenen. De zon van die is ook en oude vriend van mij.
A: Goedenavond. Nemt u me niet kwalik, maar ik gloov u ziet op mijn plats.
B: Goedenavond meneer. Moet ik even kijken... Ah, klopt. Dank u wel. Ik sta nou op.
A: Dank u wel. Ik ben meneer Daamen.
B: Hallo meneer Daamen, ik ben mevrouw Vos. Hoe gaat het met u?
A: Heel goed, dank u. U sprekt heel goed nederlands, maar u komt niet uit Amsterdam. Waar kom jij vandaan?
B: Dank u, ik lere heel veel Nederlands als ik naar huis kom. Ik kom uit Duitsland, uit en kleen dorpje vlakbij Moers.
A: Dat vind ik heel goed!
B: Dank u! Maar ik ga nu naar huis.
Was gibt es da noch für Wörter bei der Beschreibung, mit denen ich den Satz anfangen könnte außer halt "Ik"?
Dann hab ich noch ein paar Vokabel Fragen:
kwart, ein a oder zwei? Wenn eins, warum? kwart ist doch eine Silbe (geschlossene), somit müssten es doch 2 sein, oder?
dat kloppt, ein p oder zwei?
Ich glaube, dass... Heisst im Niederländische was?
Danke im Voraus!
MfG
edit: Die erste Klausur war übrigens sehr leicht, war ich glaub eine 2, falls es noch jemanden interessiert.
Falls das mal jemand über die Suche findet; Der o.g. Text kam ganz gut an, war glaub ich auch fast fehlerfrei.
Und "Ich glaube, dass.." heisst "Ik geloof dat".